Dwergauto’s: kleine geluksbrengers op wielen
In zijn allervroegste kinderjaren zag Bavo Galama ze nog wel eens in het wild rondrijden: dwergauto’s zoals de Messerschmitt, Goggomobil of BMW Isetta. Een halve eeuw later zijn het geliefde verzamelobjecten en is er zelfs een club, de DWAC. Met een jaarevenement. En met de Microlino is de dwergauto zelfs terug van weggeweest.
In het kleinste huisje aan het einde van onze straat woonde een kinderloos en wat sneu ogend echtpaar van middelbare leeftijd. Die hadden er eentje, een Messerschmitt. En als zevenjarig petrolheadje vond ik dat pruttelende, merkwaardige tweezittertje met de zitplaatsen áchter elkaar, helemaal niks. Een enkele keer zag ik de bewuste man en vrouw moeizaam en onhandig in of uit hun driewieler stappen. Een golf van medelijden spoelde dan door mijn jongenshart. Zo wreed kan armoede er dus uitzien! Kun je eigenlijk wel van auto’s spreken? Het zijn meer overdekte brommertjes met kapsones. Dinky-toys met grootheidswaanzin!
Nu, een halve eeuw later, zijn dwergauto’s zeer geliefde en behoorlijk kostbare verzamelobjecten die van alle kanten op bewondering, complimenten en aandacht kunnen rekenen. De vereniging van eigenaren van dwergauto’s, de DWAC, hield onlangs zijn 41-ste jaarevenement. In mijn Sneeuwwitte Ford toog ik naar de Dwergen op een camping bij Eefde.
Bij Univé geniet je van een gunstige premie en uitstekende service bij ongeval of pech.
Janus 250
Als ik arriveer, komen de eerste DWAC-leden alweer terug van een puzzelrit of van een middagje karten en parkeren ze hun kabouterautootjes naast hun tent of caravan. Ik ontwaar de ‘usual suspects’ zoals de BMW Isetta, de al genoemde Messerschmitt en de Goggomobil. Dat zijn de merken en modelnamen die de meeste autoliefhebbers als eerste kunnen opnoemen, maar er zijn er veel meer.
Zo kom ik een relatief grote dwergauto tegen die onmiddellijk mijn aandacht trekt. Ik kan slechts met de grootste moeite vaststellen wat de voor- of achterkant is. Janus 250, staat op de zijkant als modelnaam. Zegt me in eerste instantie niets, maar dan blijkt de bekende bromfietsenmaker Zündapp de fabrikant van het grappige vehikel. De achterpassagiers zaten met hun rug naar de bestuurder en keken door de achteruit naar buiten. Die ruit was onderdeel van het portier om in te stappen. De bestuurder moest via de voorkant naar binnen en zich vervolgens achter het stuur zien te wringen. Het 250 cc grote motortje pruttelde 14 pk’s bij elkaar en wist zonder al te veel tegenwind ternauwernood de 80 km/h aan te tikken.
Microlino: elektrische krentenbol
Dan komen er ook andere modellen de camping oprijden, waaronder de zogenaamde 'krentenbol op wielen’. Dan weten zelfs mijn van alle autokennis verstoken zussen over welke dwergauto ik het heb. De autoliefhebber zal onmiddellijk roepen: BMW Isetta! Maar helaas, het kan ook zomaar een Heinkel Kabine Model 153 zijn. Of een Iso Isetta.
Dat was de fabrikant uit Italie die aan de basis stond van dit model met zijn deur aan de voorkant en zijn stuurwiel dat bij het openen van het portier meeklapte naar voren. Een Heinkel-versie kun je herkennen omdat het stuurwieltje niet meeklapt met het voorportier. BMW bracht ook nog een ruime versie uit, de 600, met twee portieren. Overigens is er sinds oktober 2023 een ‘elektrische krentenbol’ op de markt; de Microlino van de Zwitserse firma Micro Mobility Systems.
En dan zijn er de Goggomobiltjes. Vroeger dacht ik dat ze die naam hadden gekregen omdat ze vanwege de voordelige prijs en behapbare afmetingen als ‘goochem’ konden worden betiteld. Dat heb ik kennelijk uit mijn duim gezogen. Niet verzonnen is dat de kleinzoon van fabrikant Hans Glas, inderdaad van het merk GLAS, door zijn oppas liefkozend ‘Goggo’ werd genoemd en zo naamgever werd van dit merk baby-autootjes.
De Goggomobil kwam er in drie variaties. De sedan, al is dat wel een groot woord voor het karretje, rolde maar liefst 214 duizend keer van de band in de fabriek in de Duitse plaats met de pretparkwaardige naam Dingolfing. Dan is er de veel eleganter ontworpen coupé, de TS. En het bestelwagentje, de zogenaamde TL, waarvan ik er een aantal zie rondrijden op het kampeerterrein. Op zich niet zo vreemd dat dit een populair model is bij de dwergautolliefhebbers, want hij is relatief groot en daardoor wat praktischer in gebruik. In mijn ogen is het meer een schattig mini-mini-busje dan een dwergauto.
Velorex, Peel en Solito
De Velorex is weer een echte dwergauto. De driewieler uit het voormalige Tsjecho-Slowakije is gebaseerd op een buizenframe waar men een doek van regenbestendig vinyl overheen heeft gespannen. Ik zie een exemplaar met aanhanger erachter die niet veel groter is dan een flinke dameshandtas. Deze Tsjech is onmiddellijk herkenbaar als driewieler, maar andere merken proberen dit kenmerk juist te verhullen. Het Engelse Bond bijvoorbeeld. Dat lijkt een leuk, simpel two-seatertje maar dan eentje die een rechtervoorwiel mist. En bij nadere bestudering ook een linker. De voorkant steunt op één enkel wiel, ergens in het onzichtbare midden.
Dan denk ik te stuiten op een Peel P50, het éénpersoons dwergautootje waar Jeremy Clarkson het BBC-gebouw mee binnenreed. Deze P50 blijkt echter een namaak. Nog steeds leuk, maar niet behorend tot de 27 originele exemplaren die nog over zijn.
Ik spot ook een Solito uit 1956, een zware vrachtwagen voor tuinkabouters. Een onbekend blauw sportwagentje blijkt een Kleinschnittger te zijn. Nooit van gehoord, maar er zijn tussen 1950 en 1957 toch mooi zo’n drieduizend exemplaren gemaakt. Aan de nummerplaten te zien komen de eigenaren van de dwergauto’s behalve uit Nederland ook uit Engeland en vooral uit Duitsland. Een Duitse eigenaar legt aan mij uit dat er in zijn ‘Vaterland’ eigenlijk alleen merkenclubs bestaan, maar geen actieve en overkoepelende vereniging van dwergauto-bezitters. Vandaar al die oosterburen hier.
Wat is een dwergauto?
Al rondwandelend vraag ik mij af wat de exacte definitie is van een dwergauto. Want ik zie bijvoorbeeld een NSU Prins 4, een Fiat 500 en opvallend veel Nederlandse Suzuki Frontes. Dat zijn weliswaar kleine autootjes, maar zijn het ook echte dwergautootjes? Ik vraag het aan de voorzitter van de DWAC, Johan Schoenmaker. “Een van de kenmerken voor een dwergauto is een laag vermogen. Zeg onder de 26 pk”, vertelt hij. “Maar vier- of tweetakt maakt weer niet uit. De lengte mag bij ons de 3,20 meter niet overschrijden.”
“In 1982 hebben we de DWergAutoClub opgericht met een aantal enthousiastelingen. Onze missie is om eigenaren te helpen om hun dwergauto rijdend te houden. Dwergauto’s hebben écht hun eigen verhaal en historie. Na de Tweede Wereldoorlog ging de arbeider wat meer verdienen en kreeg hij geld voor een bromfiets of scooter. Toen de welvaart verder toenam, hadden veel mensen in loondienst wel iets meer te besteden, maar de stap van bromfiets of scooter naar auto was nog altijd te groot. Toen is er eigenlijk een tussenvorm ontstaan met de techniek van een scooter, brommer of motorfiets, maar met het uiterlijk van een kleine auto. Dus met een dakje en ruimte voor een klein gezin.”
KNUS-rijbewijs
“We hebben ruim 250 leden”, vervolgt Johan. “En op het hoogtepunt hadden we liefst 280 verschillende types dwergauto in ons midden. Het succes van veel van deze auto’s werd vaak bepaald door de regelgeving en die was in ieder land verschillend. In Duitsland mocht je met het zogenaamde Führerschein 4 rijden in voertuigen tot 250 cc. In Engeland betaalde je aanzienlijk minder wegenbelasting als je een driewieler had, terwijl bij ons in Nederland een vierwieler als driewieler telde als de twee voor- of achterwielen maar dicht genoeg bij elkaar stonden. Indertijd had je ook nog een zogenaamd KNUS-rijbewijs en dan kreeg je een 20 km/h-plaatje achterop. Daar werden veel dwergauto’s voor gebruikt.”
Geluksbrengers
Dat verklaart eens te meer waarom ik als klein jongetje deze automerken niet serieus nam. Een dwergauto was niet iets om van te dromen, maar een soort straf omdat je te arm was of omdat je iets ergs was overkomen. Maar nu als volwassene realiseer ik me nu hoeveel ze hebben betekend voor hele volksstammen die de wereld konden gaan verkennen. En nu, een halve eeuw later, brengen ze nog steeds geluk. De jongere generaties kijken vooral vertederd naar de dwergautootjes hier; kijk nou, wat een schatjes! Kleine geluksbrengertjes op wielen zijn het.
Bij Univé geniet je van een gunstige premie en uitstekende service bij ongeval of pech.