Make-up voor de Mini: waarom de Riley Elf & Wolseley Hornet totaal overbodig waren
Mini ontwerper Sir Alec Issigonis wilde niets met de Riley Elf en Wolseley Hornet te maken hebben. En het koperspubliek zo mogelijk nog minder. Deze variaties op het thema Mini zijn tegenwoordig zeer zeldzaam.
Als je de cijfers met elkaar vergelijkt, moet je Sir Alec Issigonis wel gelijk geven. Hij haalde openlijk zijn neus op voor de Riley Elf en de Wolseley Hornet, en waarschuwde dat deze opgedirkte Mini’s totaal overbodig waren. Tussen 1962 en 1969 heeft de British Motor Corporation zo’n 1,8 miljoen Mini’s gebouwd. Slechts een fractie van dat aantal – nog geen 60 duizend stuks – was een Elf of een Hornet.
Badge engineering: een uitvinding van BMC
Maar de British Motor Corporation moest met de Mini wel de breedte opzoeken. Kostenspreiding was het credo en met tal van merken onder dezelfde paraplu – die vaak ook nog eens in elkaars vaarwater zaten – was er simpelweg onvoldoende ruimte en geld beschikbaar om voor elk merk afzonderlijk nieuwe modellen te ontwikkelen. De ‘Farina’-sedan werd zonder grote uiterlijke verschillen onder maar liefst vijf verschillende merknamen verkocht, de 1100/1300 zelfs onder zeven verschillende vlaggen. Mocht je je afvragen waar de term badge engineering zijn oorsprong vindt, dan weet je dat nu.
Ontdek onze rijk uitgeruste en eigenzinnige SUV met o.a. multi-functioneel stuur.
En dat voor een vriendenprijs!
Briljant staaltje industriële vormgeving
De Mini was een briljant staaltje industriële vormgeving. Doordat Alec Issigonis de complete aandrijflijn en het onderstel zo compact op het 3,054 meter lange en 1,397 meter brede platform had samengevoegd, hadden vier inzittenden toch genoeg armslag voor zichzelf en hun bagage. De motor kwam dwars voorin te liggen en de versnellingsbak draaide in het carter. De radiateur stond op zijn beurt links naast de motor en in plaats van een ruimtevretende wielophanging, volstonden rubberen veerkegels om de kleine 10-inch wieltjes op het asfalt te houden. Alle vierkante centimeters die op het platform resteerden, kwamen volledig toe aan de passagiers.
“
Op een bochtige weg hoef je nauwelijks snelheid te minderen en is het heerlijk gooien en smijten.”
Ietsiepietsie té mini ...
Maar zo revolutionair als het Mini-concept was, zo aarzelend kwam de verkoop in eerste instantie op gang. Zinspelend op een concurrerend model, haalde Ford een Mini uit elkaar en kwam tot de conclusie dat BMC op elke verkochte auto zo’n 30 Britse ponden verlies moest lijden. Om een groter publiek aan te spreken, werden twee jaar na de Mini, op de London Motor Show van 1961, de Riley Elf en Wolseley Hornet voorgesteld. De constructie van deze eeneiige tweeling was grotendeels identiek aan die van de standaard Mini, maar de achterschermen waren 22 centimeter verlengd. Op die manier kreeg de Mini een ‘kontje’ aangemeten – handig voor klanten die de kofferbak van de Mini ietsepietsie té mini vonden.
Extra gewicht
Minder handig was, dat het toegevoegde staal ook extra gewicht met zich meebracht. De Riley en de Wolseley hadden dezelfde 848 cc viercilinder met 34 pk, waarmee de Mini zelf al niet tot de vlotste auto’s gerekend mocht worden. Bovenop de 27,1 seconden die de standaard Mini nodig had om zich vanuit stilstand naar een snelheid van 60 mijl per uur (96 km/h) te worstelen, namen de Riley Elf en de Wolseley Hornet voor dezelfde oefening nog eens vijf tellen extra de tijd.
Nieuwe vering, 11 procent meer vermogen
Het duurde dan ook niet lang voor de verbeterde Mark 2-versies van de Elf en de Hornet ten tonele verschenen. De rubberen veerkegels waren vervangen door Hydrolastic-vering, terwijl voorin de 998 cc-motor uit de Mini 1000 kwam te liggen, die 38 pk leverde. Maar deze veranderingen hadden weinig effect op de verkopen; er zat vrijwel niemand op het duo dure make-up Mini’s te wachten. Zoals Sir Alec Issigonis al had voorspeld: de Riley Elf en de Wolseley Hornet waren overbodige auto’s.
Zeldzaamheid in Nederland
Maar dat was in de jaren zestig. Beide modellen trekken tegenwoordig veel meer belangstelling, wat natuurlijk ook te danken is aan hun zeldzaamheid. Het vergt een hele berekening om te achterhalen hoeveel classic Mini’s er nog in Nederland rondrijden, maar voor de Wolseley Hornet staat de teller bij de RDW in Veendam op nog geen twintig exemplaren. En daarvan dragen maar vier auto’s een origineel Nederlands kenteken.
Verlicht Wolseley-logo
Van dit kwartet troffen we een exemplaar bij klassiekerspecialist Classic Park in Boxtel. Het gaat om een Wolseley Hornet Mark III uit 1969. De auto heeft maar iets meer dan 55.000 kilometer op de klok staan en is in een recent verleden – vermoedelijk na wat roestherstel aan de voet van de A-stijlen – overgespoten in de originele kleurstelling: lichtgroen met een donkergroen dak. Een mooie combinatie met het vele chroom dat deze zondagse Mini als juwelen draagt. Bijzonder is het embleem in de hoge grille, dat geheel naar oud Wolseley-gebruik oplicht als de koplampen branden.
“
Wat Alec Issigonis bedoelde met de overbodigheid van de Wolseley Hornet en de Riley Elf, valt in het perspectief van de jaren zestig goed te begrijpen.”
Bilpartij oogt aangeplakt
De Hornet is een sympathieke verschijning die geen enkele agressie opwekt, maar de langere achterkant ligt zeker niet vanuit elke hoek even lekker op het netvlies. Hoe meer je de auto van de zijkant ziet, des te aangeplakter de bilpartij oogt. Terwijl de detaillering van het staartstuk juist weer erg mooi is. De belijning van de achterschermen loopt via de staande achterlichten in een sierlijke ronding onder het kofferdeksel door. Rechts op het kofferdeksel laat het opschrift geen enkel misverstand bestaan over de identiteit van de auto: Hornet Mark III, voor wie hem nog niet had herkend. En anders hadden de weggewerkte deurscharnieren een indicatie kunnen zijn. Die lagen bij de Mark I en II namelijk nog boven op de carrosserie.
Mini - maar dan anders
Het interieur is overduidelijk Mini, maar toch niet zoals we het kennen. De stoelen gaan gehuld in mooi verweerd leer en het centraal geplaatste instrumentarium is afgewerkt met een laagje houtfineer. De Wolseley deelt zijn instrumenten trouwens met de Mini Cooper, waarbij de snelheidsmeter (met brandstofpeil) wordt geflankeerd door een temperatuur- en een oliedrukmeter. Overigens is de Hornet voor wat betreft het houtwerk een stuk bescheidener dan de Riley Elf, die een volledig houten dashboard heeft. Wat ons betreft geen gemis: doordat er net als in de Mini een open opbergplank is, oogt het geheel een stuk ruimtelijker.
Indrukwekkend veel ruimte!
Ruimtelijkheid. Daar was het Alec Issigonis natuurlijk allemaal om te doen, toen hij de Mini ontwierp. En nog steeds is het indrukwekkend hoeveel ruimte je eigenlijk hebt in het autootje. Je zit weliswaar dicht tegen het portier, maar je kunt je armen en benen vrijelijk bewegen. En als de kofferbak niet toereikend is voor de bagage van de vier volwassenen die in de auto passen, dan heb je onder de achterbank, op de dashboardplank en in de grote portierbakken nog volop ruimte voor kleine spulletjes.
Skelterachtige rijeigenschappen
Hoewel de Wolseley Hornet door alle chroomapplicaties, het leer en het hout de indruk wil wekken een voorname auto te zijn, rijdt ’ie gewoon als elke andere standaard Mini. In de folder werd beloofd dat de hydraulische Hydralastic-vering de auto over de weg liet ‘drijven’, maar de meeste vering komt nog altijd vanuit de stoeltjes. Die ondanks hun bescheiden formaat trouwens erg lekker zitten. Je hebt een groot bakelieten stuur in handen, waarmee de Hornet Mk III enthousiast van richting verandert. Door de skelterachtige rijeigenschappen rijd je na een paar kilometer al als een hooligan – voor zover dat met 38 pk mogelijk is. Op een bochtige weg hoef je nauwelijks snelheid te minderen en is het heerlijk gooien en smijten met de Wolseley, op de snelweg voelt de auto zich veel minder thuis. Een kruissnelheid van een kilometer of 100 à 110 in het uur vormt geen enkel probleem, maar dan maakt de motor zich wel erg goed hoorbaar.
Leuker dan ... de Mini?
De Wolseley Hornet doet met zijn deftige uitstraling keihard zijn best om niet op een Mini te lijken, maar zodra je ermee op pad gaat, merk je aan alles dat het er nog steeds eentje is. Wat Alec Issigonis bedoelde met de overbodigheid van de Hornet en de Elf, valt in het perspectief van de jaren zestig goed te begrijpen. Het waren dure Mini’s die nauwelijks iets toevoegden aan hetgeen de Mini zelf al te bieden had. Maar hun zeldzaamheid, afwijkende vormgeving en luxe aankleding maken de Riley Elf en de Wolseley Hornet nu juist interessant. Als je daarvoor gevoelig bent, zijn ze misschien zelfs nog wel leuker dan een standaard Mini.
Bij Univé geniet je van een gunstige premie en uitstekende service bij ongeval of pech.